Ga naar boven

Wandelpaden netwerk in de Friese wouden

Duizend jaar cultuurlandschap in de Noordelijke Friese Wouden.

Wie het landschap in de Noordelijke Friese Wouden van bovenaf bekijkt valt meteen de lange rechte kavellijnen op. Aan de randen van die kavels geven de elzensingels en houtwallen een prachtige accentuering aan de weilanden in het gebied. De kavellijnen en de begroeiing met elzen en eiken met daaronder struiken geven een unieke waarde aan het gebied. Het is één van de redenen die hebben bijgedragen dat dit landschap is aangewezen tot Nationaal Landschap.

Eind twintigste eeuw deed archeoloog Jacob van der Vaart onderzoek naar het ontstaan van dit fraaie cultuurlandschap en schreef de resultaten van zijn onderzoek in het boek “De mieden, een landschap in de Noordelijke Friese Wouden.” Eerder werd ervan uitgegaan dat de aanleg van de kavels is ontstaan vanuit de assen van de wegen die over de hogere delen in het gebied lopen. Het onderzoek van Van der Vaart toonde echter aan dat de verkavelingen in het hele gebied zijn ontstaan vanuit de riviertjes in de lagere moerasgedeelten.

Ongeveer duizend jaar geleden trokken boeren vanuit het noordelijke kleigebied via de riviertjes de Swadde, de Lauwers, de Homeer en de Oude Ried het gebied binnen. Onder anderen vanuit deze riviertjes begonnen boeren in lange opstrekkende kavels het gebied te ontginnen. De kavelstructuur werd haaks of schuin op het riviertje opgezet. Er werden sloten gegraven en wallen opgeworpen die niet alleen als een scheiding tussen percelen dienden maar ook gebruikt werden om zandverstuiving tegen te gaan en het vee binnen de omheinde kavels te weiden. De bomen in de elzensingels en op de wallen groeiden werden gebruikt om er gereedschap van te maken maar dienden ook voor het koken van het eten en het verwarmen van de boerderijen.

Om een goede afstroom van het water uit het nieuw ontgonnen veengebied te krijgen groeven de boeren de sloten haaks op de riviertjes en zorgden op die wijze voor een natuurlijke afvoer van het water. Deze methode van landwinning werd vervolgens verder in het gebied doorgezet. Ontginning van veen had tot gevolg dat het werd blootgesteld aan lucht waardoor het erodeerde en oploste. Ontgonnen land daalde en werd te nat waarna men in het verlengde van de strook weer nieuw veen ging ontginnen.

Deze veenontginning heeft enige eeuwen geduurd. Nederzettingen die aan de riviertjes ontstonden verhuisden met de verlenging van de kavels mee uit de natte moerasgronden aan de riviertjes naar de hogere zandgronden. Daar op de

hoge zandgronden werden dwarsassen, wegen aangelegd en boerderijen gebouwd. Het was het begin van het ontstaan van de dorpen in de Noordelijke Friese Wouden.

Het prachtige cultuurlandschap van de Noordelijke Friese Wouden wordt begin 21ste eeuw duizend jaar oud. Een eeuw cultuurlandschap heeft wel z’n sporen achtergelaten in het gebied maar de originele kavelstructuur en de landschapscultuur is tot in de 21ste eeuw nog het best bewaarde cultuurlandschap in Nederland.

Maak kennis met de boeren die het nationaal landschap beheren.

Om het coulisselandschap in stand te houden, worden bomen en struiken regelmatig gesnoeid en om de 21 – 25 jaar worden de bomen gekapt. Zo krijgen de kruid- en struiklaag ruimte om te groeien en onstaat er meer biodiversiteit. Dit onderhoudswerk wordt voor een groot deel uitgevoerd door de boeren in het gebied. Zij zijn lid van de vereniging Noardlike Fryske Wâlden (www.noardlikefryskewalden.nl) die dit jaar haar 20 jarig bestaan viert. Maak kennis met een aantal leden.

Johannes Marinus, melkveehouder te Twijzel.

Johannes Marinus woon samen met zijn vrouw Getje en kinderen Gerrit en Folkje op het biologisch melkveebedrijf “Molke en hunning”. Al in 1927, bijna 100 jaar geleden, begonnen de grootouders van Johannes hier hun bedrijf. Johannes en Getje zijn met trots de derde generatie die op deze mooie en bijzondere plek in het Nationaal Landschap de Noardlike Fryske Wâlden mogen boeren. Op de foto heeft Johannes Marinus een luchtfoto in zijn handen die zijn vader vroeger maakte tijdens een luchtballonvaart waarbij de wind de ballon over zijn eigen boerderij en landerijen dreef. Lees zijn verhaal daarover op de website van de vereniging de Noardlike Fryske Wâlden via de link: https://www.noardlikefryskewalden.nl/ode8/

De  “Swadde” van de Swaddekuier.

Het woord Swadde van de Swaddekuier kent een geschiedenis. De Swadde is een oud vroeg middeleeuws riviertje dat de noordgrens van de gemeente Achtkarspelen is. Dit riviertje loopt aan de noordzijde van Buitenpost en de naam van het riviertje wordt ook nu nog gebruikt voor een aantal plaatsbepalingen zoals het sportpark de Swadde en het bedrijventerrein de Swadde. Ook aan de wandeltochten werd in 2007 de naam Swaddekuier gegeven. Dit ook omdat in dat jaar de wandeltochten waren gepland in en om dit riviertje de Swadde.

De Swadde ten noorden van Buitenpost. (nu de Swaddesloot genoemd.)

De oorsprong van het riviertje de Swadde ligt in een grote Pingoruïne aan de zuidwestelijke rand van het landgoed Fogelsanghstate te Veenklooster. Deze pingoruïne of poel, wordt de Hamstrapoel genoemd. De naam komt van een vroegere boer wiens boerderij nabij deze poel stond. Inmiddels is de boerderij afgebroken. Het opborrelende kwelwater in de Hamstrapoel zorgde in de middeleeuwen voor voeding van het riviertje de Swadde.

De Hamstrapoel ten zuiden van het landgoed Fogelsanghstate

Naar de westzijde stroomde het riviertje via Zandbulten, Zwagerbos, Twijzelerheide en de Westereen naar een oude rivier de Zwemmer. Tegenwoordig is dit de Kuikhornstervaart. Naar het oosten stroomde de Swadde ten noorden van Buitenpost om af te stromen op een zijstroompje van de Lauwers, nu de Trekvaart. Tegenwoordig is van het eens meanderende riviertje alleen nog maar een rechtgetrokken sloot zichtbaar en zijn alle meanders verdwenen.

De Swadde is de noordelijke begrenzing van de gemeente Achtkarspelen. Deze grens is ontstaan bij de kerstening van noord  Nederland. Nadat Bonifatius bij Dokkum in 754 om het leven was gebracht, kreeg Liudger in 783 van niemand minder  dan Karel de Grote opdracht om de bevolking ten oosten van de Lauwers en in de Friese gebieden ten westen daarvan te bekeren. Daarbij had Liudger als voordeel dat hij de zoon was van een Friese edelman en de taal van de inwoners sprak. Hij is een aantal jaren door Noord Nederland getrokken en daar zijn stempel achtergelaten bij het kerstenen van dit gebied. Vanaf ongeveer het jaar 800 bouwde  deze Liudger in het gebied dat nu onder Duitsland valt maar toen net als Nederland tot het grote gebied van Karel de Grote behoorde,  aan een grote kerk en een klooster dat hij Monasterium noemde. Van dit klooster werd hij in 805 bisschop, het zou het latere Munster worden. Het gebied ten oosten van de Lauwers kwam hierbij onder het bisdom van Munster te vallen en zo ook Achtkerspelen dat net ten westen van de Lauwers ligt. Het andere Friese gebied viel onder het bisdom Utrecht en daarmee had Achtkerspelen zoals het toen werd genoemd,  een unieke plaats gekregen onder het bisdom van Munster. Bij het vaststellen van de grenzen van het bisdom werden ook de grenzen van Achtkerspelen vastgesteld en daarbij werd als de meest noordelijke grens van Achtkarspelen de Swadde gekozen.

Op een oude kaart uit 1865 wordt de noordelijke begrenzing van Achtkarspelen tussen de gemeenten Dantumadeel en Kollumerland en Nieuw Kruisland gevormd door de Zwette of Zwadde.

Eén van de verhalen over Liudger is dat hij onderweg door het gebied een blinde dichter genaamd Bernlef trof. Liudger wilde ook Bernlef bekeren tot het Christendom. Bernlef zou toen gezegd hebben:  “Als uw God zo machtig is, toon mij dan een teken.” Liudger zou toen zijn handen op de ogen van de blinde Bernlef hebben gelegd waarna Bernlef weer kon zien.

Liudger ontmoet de blinde Bernlef.

Dat Liudger ook rondtrok in Achtkarspelen en daar zijn Christendom predikte valt na te gaan in het ten westen van Buitenpost liggende Twijzel. Een verhaal dat rondgaat is dat Liudger het gebied kerstende door het heidense volk te bekeren in de Friese wouden en daar een daad aan stelde door een kruis te beitelen in een heidense steen in Twijzel.  In het jaar 780 werd door Liudger in deze steen een kruis gehakt ten teken van de kerstening van Twijzel.  Op die plaats bouwde hij een kerk. Deze plaats waarop de huidige Petrus kerk is gebouwd zou volgens deze overleving tevoren een heidense hoogte zijn geweest van grote zwerfstenen. Onderzoek heeft aangetoond dat onder de kerk een aantal hele grote zwerfstenen als fundering liggen die mogelijk afkomstig kunnen zijn van een vroeger hunebed op deze plaats. Mogelijk dat daar de naam heidense hoogte van afkomstig is die Liudger er aan gaf.

De zwerfsteen met kruis op het kerkhof van de Petruskerk in Twijzel.

Achtkarspelen viel lang bestuurlijk onder het Groningse gewest. De naam Achtkarspelen is ontstaan uit de acht kerkdorpen die in 1338 geregisteerd stonden in dit gewest, namelijk de acht kerkdorpen Augustinusga, Buitenpost, Drogeham, de Kooten, Kortwoude, Lutkepost, Surhuizum en Twijzel.  Ook in het gemeentewapen van die tijd  – voor het eerst als zegel in 1416 – zijn de acht kerkdorpen terug te vinden in de vorm van acht torentjes die de acht kerkdorpen uitbeelden.

Vroegere gemeentewapen van Achtkarspelen.

Achtkarspelen heeft roerige tijden gekend in de middeleeuwen. Het eerste bestuurlijke centrum van de gemeente werd gevestigd in de toenmalige hoofdplaats Augustinusga. Strijd om het gebied tussen Groningen en Friesland viel uiteindelijk ten voordele van Friesland uit en in 1580 werd Achtkarspelen bij Friesland ingedeeld. Het provinciaal bestuur bestond in die middeleeuwse jaren nog uit afgevaardigden uit de elf steden en dertig grieternijen waarbij Achtkarspelen viel onder het gebied Oostergo. Grietmannen vestigden zich in Buitenpost aan de weg Leeuwarden – Groningen en bo

uwden daar nieuwe buitenplaatsen. Namen als Herbranda, van Harinxma, Boelens en Haersma herinneren nog aan deze tijd.  De schitterende rouwborden in de Maria kerk in Buitenpost zijn de laatste herinneringen aan deze middeleeuwse grietmannen.

Rouwborden in de Mariakerk in Buitenpost.

Dat de grietmannen veel invloed hadden bewijst het feit dat ze de macht naar Buitenpost trokken en daar het bestuurlijk centrum van de gemeente vestigden. Dit zeer tegen de wil van de zuidelijke dorpen in de gemeente. Toch wisten de grietmannen in Buitenpost hun zinnen door te drijven en bouwden ze in 1827 een nieuw grieternijhuis in Buitenpost. Alleen een steen met daarin het oude wapen van Achtkarspelen die is ingemetseld op het plein in het centrum van Augustinusga herinnert nu nog aan het bestuurlijke centrum van weleer. De plannen van de invloedrijke grietmannen gingen aanvankelijk verder. Zij hadden hun ogen gericht op het gebied ten noorden van de Swadde om dat ook te annexeren. Zover is het niet gekomen want provinciale steun daarvoor kregen ze niet. De Swadde  – de officiële Friese naam sinds 15 maart 2007 – bleef de noordelijke grens. In Buitenpost vestigde zich het bestuurlijk centrum van de gemeente en voor in die tijd gebruikelijk werd er in de achterzaal van dit grieternijhuis een herberg in gericht. In die tijd gebruikelijk voor bezoekers die of aangifte deden van een geboorte en in hun blijdschap ook even in de herberg kwamen of bij overlijden waarbij degene die aangifte van overlijden deed ook even zijn verdriet kon wegdrinken.

Het in 1827 gebouwde grieternijhuis in Buitenpost, thans in gebruik als kapsalon en uitzendbureau.